Lid geworden op: do jul 21, 2011 3:38 pm Berichten: 9579
|
Het AD kwam met een interview met de shrijver: https://www.ad.nl/werk/hoe-de-kleinste- ... gle.com%2FHoe de kleinste beroepsgroep van Nederland standhield: ‘Het is een levensstijl’Hoe is het om in het circus te werken? Deze vraag inspireerde arbeidssocioloog Fabian Dekker, werkzaam aan de Erasmus Universiteit, tot het schrijven van het boek Leven en werken in het Nederlandse circus. Het verscheen 11 februari. AD sprak met Dekker over de kleinste beroepsgroep van Nederland.Het boek is de eerste in een reeks over vergeten beroepen. Zijn mensen het circus vergeten? ,,Niet echt vergeten, meer onbekend. Het is met 100 tot 150 mensen de kleinste beroepsgroep van Nederland. In de statistieken was het tot voor kort niet eens terug te vinden. Tegenwoordig is het onderverdeeld in Circussen en Variété, maar ik hoorde dat het eerst weggemoffeld was onder landbouw; omdat het, tot het verbod tot zeven jaar geleden, met dieren werkte. Een tot voor kort onzichtbare beroepsgroep dus.”
Waarom wilde jij er een boek aan wijden? ,,Omdat ik zelf liefhebber ben. Een paar keer per jaar ga ik naar het circus. De eerste keer was ik negen. We woonden in Krimpen, daar had je circus Aladdin. Het meest zielige circus van Nederland, heb ik men wel eens horen zeggen. De eigenaar deed zelf de kaartverkoop, verkocht suikerspinnen in de pauze én deed de grootste act: middenin de piste trok hij een paard omhoog. Helemaal te gek vond ik het. Sindsdien blijft het trekken.”
Hoe ging je te werk met het schrijven? ,,Ik probeerde uit te zoeken waarom mensen voor dit beroep kiezen. Objectief gezien, met een academische bril, lijkt het niet de makkelijkste keuze. Velen verdienen beneden modaal, je kunt je moeilijk verzekeren door hoog risico op lichamelijk letsel, relaties onderhouden is problematisch want je bent steeds op pad, het is een onzeker bestaan. Maar dan stap je naar de mensen toe en vertellen zij je over hun werkgeluk. Dat ze niets anders zouden willen doen. Daar wordt vaak helemaal niet naar gekeken in de academische wereld en dat was voor mij als academicus een eyeopener.”
Je interviewde vele circusartiesten, directeuren, docenten, vertegenwoordigers van circuswerkplaatsen en gezelschappen. Wat was de grootste gemene deler? ,,Ik denk dat het een van de meest veerkrachtige beroepsgroepen is die ik ben tegengekomen. Van buiten lijkt het of het een groep is die hulp nodig heeft, maar het circus heeft met minimale ondersteuning twee hbo-opleidingen uit de grond gestampt, ze zijn rasondernemers, vernieuwen zich, zijn gaan optreden in theaters, passen zich aan aan de tijd.
Als ik aan mensen in mijn omgeving vertelde waar ik mee bezig was, zeiden ze steevast: ‘Wat moeilijk voor die mensen, ze zullen er wel een hoop bij moeten werken om rond te kunnen komen’. Maar bijna drie kwart haalt zijn volledige inkomsten uit het circus. Deze mensen zijn flexibel, kunnen snel schakelen. Die veerkracht zag je ook tijdens de pandemie: de spaarpotten raakten leeg, er kon niet meer getraind worden. Maar ik ontmoette iemand die de trapeze in zijn woonkamer had gehangen om te blijven oefenen. Mensen bedachten nieuwe concepten als een combinatie van dineren en circus of zochten er een baan bij. Die vindingrijkheid, dat in beweging blijven: bijzonder.”
Ik ken ook dansers die tijdens de lockdowns doortrainden met het aanrecht als barre. Wat is het verschil tussen circusartiesten en andere artiesten? ,,Ik heb wel eens onderzoek gedaan binnen de creatieve sector en er zijn overeenkomsten: werk, leven, identiteit en beroep lopen bij beiden door elkaar. Ik heb tijdens de interviews bijvoorbeeld vaak gehoord dat men het ‘circus gen’ heeft. Het is een levensstijl. Ik ben in het circus bijna niemand tegengekomen die eruit stapt. Alleen als men echt te oud is of wanneer het fysiek niet meer gaat, willen ze nog wel eens het onderwijs ingaan.
Voor de rest onderscheidt het circus zich doordat er weinig naar wordt omgekeken. Ze zijn sinds 2013 wel Cultureel erfgoed, maar ze functioneren zonder overheidssteun. Toch weten zij zichzelf staande te houden. In Vlaanderen wordt het bijvoorbeeld wel ondersteund, daar vinden ze het belangrijk genoeg om erin te investeren.”
Waarom is dat hier niet zo? ,,Omdat het een te kleine groep is. Daarom vroeg ik mij af: waarom is er geen mbo voor circus? Er is geen doorlopende leerlijn, het is topsport zonder topsportbeleid. We kijken er niet naar om.”
Waar komt nieuwe aanwas in het circuswezen dan vandaan? ,,Via die twee hbo-opleidingen, uit het buitenland, maar het is vooral ‘learning on the job’. Bijna alle circusartiesten komen bij het jeugdcircus vandaan, ze worden aangenomen en leren tijdens het werken verder, met de poten in de modder.”
Wat kan Nederland van de beroepsgroep circusartiesten leren? ,,In Nederland hebben we discussies over inzetbaarheid en arbeidsrelationele beroepen, dat men technisch moet kiezen of meer in verpleegkunde, maar je kunt ook kiezen waar je passie ligt. Circusmensen scoren hoog op werkgeluk, ondanks dat het behoorlijk zwaar en slecht betaalt is. Eigenlijk vind ik dat circusartiesten loopbaancoach zouden moeten worden voor al die mensen die niet op hun plek zitten, of zonder werk, omdat zij een manier hebben gevonden om gelukkig te zijn en inzetbaar te blijven, ondanks alles. Die mentale kracht vertalen naar andere beroepsgroepen of om mensen aan het werk te krijgen, zou interessant zijn.”
Ben je door het schrijven niet geënthousiasmeerd geraakt om zelf bij het circus te gaan? ,,De romantiek van het circusleven spreekt natuurlijk aan, het trekken van stad naar stad, de vrijheid. Ik ben gevraagd of ik niet eens mee wilde draaien, helpen met opbouwen, maar het was coronatijd dus dat was niet handig. En het leuke van mijn eigen vak vind ik dat ik met zoveel verschillende beroepsgroepen, mensen en verhalen in aanraking kom dat ik kan zeggen: ik zit op mijn plek. Ik heb voor mij het ideale beroep gevonden.”
|
|